relativeren

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De dood heeft me geleerd om te relativeren en te nuanceren.

Hij geeft toe dat de ziekte van zijn vrouw hem heeft leren relativeren.

De bedreigingen heeft hij bekend, maar ook gerelativeerd.

Ik ben nogal stressbestendig en kan vrij goed relativeren.

Ik ken de routine, en heb leren relativeren.

Natuurlijk kunnen deze waarnemingen gerelativeerd worden door historiserende argumenten.

Humor relativeert en zorgt dat de spanning even weg is.

Hij zou ouders wel op het hart willen drukken het belang van opvoeding te relativeren.

Ze zijn perfectionistisch, identificeren zich heel sterk met hun job en kunnen het belang ervan niet relativeren.

We leerden te weinig relativeren, zelfstandig onderzoeken en nadenken, vragen stellen, buiten ons eigen wereldje kijken.

Een volwassen speelster die heeft leren relativeren.

Je leert mediteren, om zo te kunnen ontspannen en relativeren.

Je kunt die standpunten relativeren, maar je kunt niet ontkennen dat het standpunten zijn.

Zo kun je ' iets ' relativeren, maar je kunt evengoed jezelf kapot relativeren.

Alles blijkt gerelativeerd te kunnen worden.

Zo kun je natuurlijk alles relativeren.

Je kunt ook te veel relativeren.

Gisteren deed hij er alles aan om de zege te relativeren.

Wat je al hebt meegemaakt, valt makkelijker te relativeren.

Het historische onderzoek vandaag de dag relativeert deze cijfers.

Tot slot moeten deze cijfers ook globaal worden gerelativeerd.

Hij zegt dat het rapport niet te relativeren is.

Ik vind humor heel erg belangrijk om te relativeren.

De geboorte van mijn kinderen en verschillende blessures hebben mij leren relativeren.

Taalverandering wordt mij iets te gemakkelijk gebruikt als argument om het belang van gedegen taalonderwijs te relativeren.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

humor

mens

onderzoek

resultaat

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

beeld

belang

cijfer

ding

ernst

gevaar

impact

kritiek

onderzoek

probleem

(9 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

enigszins

enorm

goed

later

makkelijk

niet

onmiddellijk

snel

sterk

vaak

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

kapot

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij relativeren?

helpen

kunnen

leren

moeten

proberen

vallen

weten

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.