besmetten

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Mensen die elkaar besmetten hebben steeds nauw contact met elkaar gehad.

Ik ben er als de dood voor om iemand anders te besmetten.

Deze dierziekte kan mogelijk ook de mens besmetten.

Verschillende bedrijven en overheidsinstellingen werden besmet door een virus.

Duizenden mensen werden besmet, een veertigtal stierven.

Wie ' s avonds wordt besmet kan de volgende dag al ziek zijn.

Mens en dier besmetten zich door het opeten van onvoldoende verwarmd vlees waarin ingekapselde larven zitten.

Wie op de link doorklikte, werd besmet met malware.

Mensen kunnen elkaar besmetten door hoesten of niezen.

Een patiënt met open tbc kan door aanhoesten anderen besmetten.

Slechts in twee gevallen besmette een zieke passagier een beperkt aantal mensen op dezelfde vlucht.

Hij besmette mij met zijn enthousiasme.

In tien jaar tijd besmette een Aziatische schimmel negentig procent van de bomen.

De infectieziekte besmette in Nederland tussen 2007 en 2010 naar schatting honderdduizend mensen.

Wat er ook van zij: de Chinese paniek besmette ook de Europese beursvloeren.

Epo besmette het hele wielrennen

Die patiënt blijkt besmet te zijn met hetzelfde virus.

Mogelijk raakten meer dan zeventig patiënten besmet met de ziekte.

Ook de vrouwen raken meestal besmet door seksueel contact met een man.

Nu blijkt dat verschillende waterlopen besmet zijn met deze bacterie.

Jouw ongeboren baby kan via jou besmet raken met deze bacterie.

Handen kunnen na toiletbezoek met de bacterie besmet raken.

Van de biefstukken (rundvlees) was 13 procent besmet met deze bacteriën.

Hoe moet je als ouder reageren als je kind besmet raakt met het koersvirus?

Steeds minder mensen raken besmet met hiv.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

bacterie

mens

persoon

virus

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

bedrijf

computer

dier

ei

kind

land

man

mens

patiënt

persoon

(3 meer)

pronomen

alles

ander

elkaar

haar

hem

iedereen

iemand

je

me

ons

(1 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

gemakkelijk

makkelijk

mogelijk

radioactief

snel

vaak

prepositiegroep

door:

contact

eten

na:

...

tijdens:

...

via:

...

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

met:

aidsvirus

bacterie

cholera

ebola

ebolavirus

hepatitis

hiv

hiv-virus

malware

salmonella

(6 meer)

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij besmetten?

geraken

kunnen

raken

worden

zijn

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.