Van de operatie ziet u niets; alles wordt afgedekt met doeken.
Voorlopig hebben we de gevel afgedekt met houten panelen.
Dek de pan goed af, er mag geen stoom ontsnappen.
Ik weet niet hoe u dat risico moet afdekken.
Elke mogelijke interpretatie moest worden afgedekt met controle-experimenten.
Goud kan voor particuliere beleggers een manier zijn om risico af te dekken.
De pijp zal niet te zien zijn en wordt met beton afgedekt.
De zwaar vervuilde grond werd noodgedwongen afgedekt met een dikke betonplaat.
Dek de schaal af met folie en zet circa één uur in de oven.
Bij de bewaring afdekken met folie tegen het uitdrogen.
De doden werden afgedekt met blinkende folie.
De daarvoor benodigde financiering moet door de bank volledig worden afgedekt.
De Tweede Kamerleden willen eerst alle financiële risico's afdekken.
Grote bedrijven kunnen dergelijke risico's beter afdekken.
Laat afgedekt een uur in de koelkast staan.
Zijn rechteroog was afgedekt met een gaasje na een kleine operatie.
Derivaten waarvan men dacht dat ze risico's afdekten, creëerden risico's.
De verzekeraars zitten met verplichtingen die steeds moeilijker af te dekken zijn.
De eigenaar woont in een huis waarvan de ramen zijn afgedekt met plakfolie.
Alle ramen zijn afgedekt met zwarte, zonwerende rolluiken.
Alle ramen zijn afgedekt met stalen platen.
De brandweer heeft de brandgevaarlijke vloeistof afgedekt met schuim.
In een oude truck, afgedekt met een zeil, hebben ze koeien gevonden.
Een berg hout wordt aangestoken en afgedekt met aarde.
In 2009 werd het afgedekt met een laag van twee meter materialen.
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
gat
pan
risico
schaal
wond(e)
zon
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
aluminiumfolie
deksel
doek
folie
laag
zeil
...
- subject
- object
- verbum finitum
- scheidbaar deel
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- voorzetselobject
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets dekt iets af met iets
- deel
- Het bovenste deel dekte hij aan de buitenkant af met rood plexiglas.
- gat
- In een rookmachine zitten immers geen lippen of vingers die de gaatjes afdekken .
- grond
- Onderzocht moet worden of het zinvol en mogelijk is om bijvoorbeeld de grond af te dekken met een schone laag, of de kippen tijdelijk binnen te houden.
- lichaam
- Een winkelier dekte de lichamen af met vuilniszakken
- oog
- De meeste plaatjes tonen hetzelfde: mensen die hun ogen afdekken .
- oor
- Als kind kneep ze haar ogen dicht en dekte ze haar oren af wanneer we haar iets vertelden dat haar niet beviel – dat vlees van dieren kwam, dat ze een bril nodig had, dat Harald op zakenreis ging.
- pan
- Een vlammende pan dekt u af met een metalen deksel.
- wond
- Het witte hoofddeksel dekt de wond af en herbergt een stuk of tien kokervormige verloopstukken.
iemand of iets bedekt iets met iets om het te beschermen of verbergen- Een vlammende pan dekt u af met een metalen deksel .
- (meer voorbeelden)
- 2iemand of iets dekt iets af voor iets of tegen iets
- tegen
- Het Emirates Iceberg Project wil in Antarctica afgekalfde ijsbergen gaan halen , afdekken tegen de zon en vervolgens naar de Verenigde Arabische Emiraten slepen , om er de dorstigen mee te laven .
- voor
- Dat dekt de brandstof voor zuurstof af , waardoor geen verdere verbranding meer kan gebeuren .
iemand of iets bedekt iets met iets om het te beschermen voor of tegen iets- Dat dekt de brandstof voor zuurstof af, waardoor geen verdere verbranding meer kan gebeuren .
- (meer voorbeelden)
- 3iemand of iets dekt iets af met iets
- renterisico’s
- Waarom sluiten corporaties derivaten af die geen renterisico’s afdekken , maar speculatief zijn?
- risico
- Ze dekken het risico van de lening af met grondstoffen.
- tekort
- Mensen slikken ze om mogelijke tekorten in hun voeding af te dekken .
iemand of iets heft een risico, tekort of behoefte op met iets- Ze dekken het risico van de lening af met grondstoffen .
- (meer voorbeelden)
- 4iemand dekt iets af met iets
- fout
- Je kunt fouten wel afdekken met een smoes , maar eerlijk zijn is beter .
- leugen
- Die maakten zich zorgen , maar hielden hun mond en dekten de leugens af .
- probleem
- Psychische of lichamelijke problemen die worden afgedekt met een laagje spek .
iemand belet dat iets bekend of begrepen wordt (met iets)- Je kunt fouten wel afdekken met een smoes , maar eerlijk zijn is beter .
- (meer voorbeelden)
- 5iemand speler dekt iemand of iets afsport en recreatieeen speler treedt als als verdediger op bij een tegenspeler of in een spelpositie
- Ik had vier mensen in de muur gevraagd en eentje om de tweede paal af te dekken .
- (meer voorbeelden)
- 6iemand dekt iemand af met ietspolitiek en bestuuriemand verzekert zich van steun van iemand (met iets)
- Intussen probeert u op uw eentje de rechterflank van CD&V af te dekken met een rechts discours .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe