camping

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

We staan op een camping aan zee, één duinenrij scheidt ons van het strand.

Onderweg kampeerden we, in het wild of op een camping.

De camping was vol.

Slapen kan in kamers of in een tent op de camping.

Maar er was geen plaats voor twee grote tenten op de camping.

De leerlingen slapen op de camping in zwerfhutten of tenten.

Kinderen willen alleen op een camping staan als er gratis wifi is.

Er zou plaats zijn voor zowat 75 caravans op de camping.

Deze camping die plaats biedt aan 50 caravans is een mooie uitvalsbasis voor uitstapjes.

Zijn vakanties bracht hij op de camping door.

Tientallen campers staan deze week bij elkaar op camping Marveld in Groenlo, zo'n 200 in totaal.

De goedkoopste optie is verblijven op de Belgische camping.

Alle hotelkamers zijn uitverkocht, alle campings zitten vol.

Wij waren op de camping en ik zei: natuurlijk, leuk.

De camping stond bijna de hele zomer vol.

Inmiddels staat camping 4 van voor tot achter propvol tenten.

Twee campings werden korte tijd ontruimd.

In Vlaanderen wonen duizenden mensen op campings omdat ze geen betaalbaar huis vinden.

U voert toch geen katten op het bungalowpark of de camping?

Op het terrein van de camping staat disco The Big Apple.

Een vriend van mij staat op een camping in de Alpen.

De sfeer op de camping lijkt vredig, gezellig en gelukkig.

Dit weekend overnachten er 800 Nederlanders op de camping.

Op de camping logeren ook veel Nederlandse gezinnen.

Je fietst van camping naar camping, elke dag ongeveer 35 kilometer.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben camping als subject?

blijven

failliet gaan

komen

krijgen

liggen

vol staan

vol zijn

vol zitten

object bij

Welke werkwoorden hebben camping als object?

hebben

ontruimen

openen

organiseren

overnemen

sluiten

uitbaten

uitbreiden

zien

determinator

pronomen of numerale

elke

enkele

iedere

bepaling voor "camping"

adjectief, participium of numerale

Brabants

Frans

ander

gewoon

heel

klein

lux

nieuw

omstreden

oud

(3 meer)

bepaling na "camping"

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

kust

rand

voet

water

zee

in:

Ardennen

Frankrijk

Nederland

Zuid-Frankrijk

buurt

gemeente

hartje

met:

animatie

plaats

stacaravan

strand

zwembad

zwemparadijs

zwemvijver

op:

festivalterrein

glooiing

land

landbouwgrond

recreatiedomein

strand

van:

festival

bijzin ingeleid door

waar

"camping" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

de eigenaar van de camping

de ingang van de camping

een tent op een camping {opzetten, neerzetten}

naar een camping gaan

op een camping {kamperen, logeren, overnachten, staan, verblijven, wonen, zijn, zitten}

vakanties op de camping doorbrengen

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met camping?

bungalowpark

hotel

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.