fascineren

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Wat hem fascineert, is de ontdekkingsreis in de natuur.

Wat vooral fascineert, is hoe autobiografisch zijn werk is.

Het ambacht fascineerde me enorm.

Waarom zijn we zo gefascineerd door criminelen?

Ik lees die dingen wel, want het fascineert me.

Wat fascineert u zo aan het schilderij?

Die wereld is me altijd blijven fascineren.

Er zijn twee dingen die me fascineren.

Altijd al is de mens door zijn toekomst gefascineerd geweest.

Toen al was hij gefascineerd door de breedte van het kanaal.

Mannen zijn nog steeds gefascineerd door zulke vrouwen.

Mijn zonen waren erg gefascineerd door die evolutie.

Engelsen zijn gefascineerd door het leven op het randje.

Zijn hele leven is hij gefascineerd door ruimte.

De actrice is haar hele leven al gefascineerd door bomen.

Sinds dat boek ben ik gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog.

De zon en verre sterren fascineren hem bijna zijn hele leven.

Zij is gefascineerd door de vormen die ze ziet in elk detail.

Zij is gefascineerd door bewegingen van nietsvermoedende mensen op straat.

Mij fascineert het, mij heeft het in zijn ban.

Hij kijkt uit het raam, is gefascineerd door lampjes.

Ik maak graag YouTube-filmpjes en ik ben gefascineerd door vliegtuigen.

Op jonge leeftijd was hij al gefascineerd door ritmes.

Ik ben gefascineerd door alles wat mechanisch is.

Amerikanen waren altijd al gefascineerd door Franse erotiek.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

boek

ding

dood

film

idee

kind

kunst

man

oorlog

personage

(5 meer)

pronomen

dat

het

wat

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

kind

kunstenaar

mens

publiek

regisseur

pronomen

haar

hem

hen

je

me

mij

ons

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

eindeloos

enorm

erg

lang

mateloos

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.