wiel

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

We zagen de wielen draaien en draaien en draaien.

Zullen ze elkaar dan niet in de wielen rijden?

Het wiel moet elke keer opnieuw worden uitgevonden.

Hoe beter het lager, hoe lichter het wiel draait.

Een kar kan op haar twee wielen zonder problemen draaien.

Maar hij heeft Roberto Martinez wel stokken in de wielen gestoken.

Die takken steken ze dan in de wielen van de bakfietsen.

Dan trekt de zapl vanzelf omhoog zodat het wiel gaat draaien.

Het wiel van een motorfiets stak naar buiten.

Een groot wiel rijdt soepeler en heeft minder rolweerstand.

Hoe minder speling ze hebben, hoe soepeler het wiel draait.

Had ik een rustdag, reed hij steeds een half wiel voor me.

Wieltjes die om vaste assen draaien zijn altijd goedkope wieltjes.

Dat is een vijfde wiel aan de wagen" Een wagen rijdt op vier wielen.

Die mandjes staan op vier hardplastic wieltjes die om vaste assen draaien.

Draai uw wielen in de richting van de stoeprand en zet uw stuurslot op.

Over deze weg rijdt een wiel.

Zo heb je er nu ook al met één wiel.

Zijn wiel sloeg weg en zo is hij gevallen.

Zijn wagen verloor een wiel en kwam tot stilstand.

Na honderd kilometer braken vandaag mijn twee wielen.

Ik was alleen nog bezig om het wiel niet te lossen.

Het was wel het juiste wiel, dat wel.

Met behulp van een wiel wordt een verblijf pas echt mobiel.

De wielen kosten 700 à 800 euro per stuk.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben wiel als subject?

aflopen

blokkeren

draaien

raken

object bij

Welke werkwoorden hebben wiel als object?

afstaan

bevestigen

blokkeren

demonteren

draaien

gebruiken

geven

houden

kiezen

krijgen

(9 meer)

determinator

substantief

paar

pronomen of numerale

drie

twee

vier

bepaling voor "wiel"

adjectief, participium of numerale

achterste

draaiend

goed

groot

half

houten

juist

klein

laatste

los

(6 meer)

bepaling na "wiel"

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

wagen

wiel

van:

Sagan

auto

bus

concurrent

fiets

tractor

trein

vrachtwagen

"wiel" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

aan

met

onder

op

tussen

zonder

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

iemand in de wielen rijden

iemand uit [het wiel, de wielen] rijden

iemand voor de wielen rijden

[stokken, een stok] [in, tussen] [de, iemands] wielen steken; iemand [stokken, een stok] [in, tussen] de wielen steken

uit [het, iemands] wiel komen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.