Alicia viert haar verjaardag altijd in intieme kring.
We vieren Kerstmis, omdat het onderdeel is van onze cultuur.
Tot die tijd had ik altijd flierefluitend carnaval gevierd.
Met dit feest vieren ze het einde van de winter.
Tielemans zal alvast geen titel vieren op zijn verjaardag.
De Zuidertoren in Brussel, het hoogste gebouw van ons land, viert zijn vijftigste verjaardag.
De regering-Michel viert volgende week haar tweede verjaardag.
De vrouw van 74 vierde er haar verjaardag.
Je weet namelijk nooit welk feest gevierd wordt.
Dit jaar viert de organisatie haar 60ste verjaardag.
Toen ze in september dertig jaar samen waren, vonden ze het tijd om hun liefde te vieren.
Valentijnsdag, 14 februari, was aanvankelijk vooral in de Verenigde Staten een dag waarop de liefde werd gevierd.
Mensen komen hier tot rust of vieren het leven.
Deze onderklasse heeft helemaal geen geld om vakantie te vieren, of is werkloos.
Zijn vrouw en kinderen vieren vakantie in Oostenrijk, Italië en Kroatië.
Ook in eigen land vieren tijdelijke evenementen hoogtij.
Inderdaad: dit is relativisme en het viert hoogtij.
Ook in het buitenland vierde het paternalisme hoogtij.
Hij leeft in een harde stad, waar cynisme en samenzweringstheorieën hoogtij vieren.
Christenen vieren dat tweeduizend jaar geleden Jezus werd geboren in een stal.
Tijdens dit feest viert men dat het kwade uit de weg wordt geruimd.
In alle straten en op alle pleinen van Rotterdam werd gisteren gevierd tot diep in de nacht.
Afgelopen jaar vierde hij er met 250 genodigden tot een stuk in de nacht.
Hij vat Schipluiden samen: „ Een dorp waar je samen viert en samen rouwt."
Hij is nog steeds heel gespannen - hoewel hij al zeven jaar een stabiele relatie en twee kinderen heeft, van de drank af is en wordt gevierd als schrijver.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
Kerstmis
Nieuwjaar
Offerfeest
Pasen
Sinterklaas, sinterklaas
bestaan
bevrijding
carnaval
doelpunt
editie
(24 meer)bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
besloten kring
intieme kring
concert
expositie
feest
optreden
taart
tentoonstelling
een stuk in de nacht
bepaling
met postpositie
de nacht door
predicatieve aanvulling
adjectief of adverbium
alleen
samen (met)
predicatieve aanvulling
prepositiegroep of conjunctiegroep
familie
vriend
als
bijzin ingeleid door
hoe
wat
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij vieren?
blijven
gaan
hebben
komen
kunnen
moeten
mogen
vallen
willen
zullen
bijzin ingeleid door
dat
in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
er [is, valt] [iets, niets, wat, niet veel, weinig] te vieren
[iets, niets, niet veel, wat, weinig] te vieren hebben
- subject
- object
- verbum finitum
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets viert iets
- aanhanger
- In de hoofdstad Colombo vierden Sirisena’s aanhangers diens verrassende zege met vuurwerk.
- bedrijf
- Tiffany’s werd in 1837 opgericht door de Amerikaan Charles Lewis Tiffany – afgelopen jaar vierde het bedrijf zijn 175-jarig jubileum.
- christen
- Christenen vieren met Pinksteren het feest van de inspiratie.
- club
- De club viert dit jaar bovendien haar 20-twintigjarige bestaan.
- dochter
- Mijn dochter viert haar 18de verjaardag.
- familie
- Na de dood van prins Claus, in oktober 2002, vierde de familie samen Kerstmis.
- fan
- Fans in groen en wit vierden er de finaleplek van de Super Eagles.
- festival
- Het Rotterdamse festival vierde zijn vijftigste editie.
- gemeenschap
- Zoals elk jaar vierde de Molukse gemeenschap op 25 april Proclamatiedag.
- groep
- De groep uit LA viert dit jaar de twintigste verjaardag van zijn debuut, August and everything after, het album dat hen tot supersterren katapulteerde dankzij de monsterhit ' Mr. Jones '.
- kerk
- De orthodoxe kerken in Oost - en Zuidoost-Europa vieren Pasen nog steeds uitbundiger dan Kerst.
- kind
- Op zaterdag 12 mei vieren negen kinderen in Peizegem (Merchtem) hun eerste communie.
- koningin
- Op 21 april viert de Britse koningin Elizabeth haar tweeënnegentigste verjaardag.
- land
- Het land viert die dag vrijheid en gelijkheid.
- mens
- Hoe mensen thuis Sinterklaas vieren , dat is hun zaak.
- moslim
- Over twee maanden vieren moslims het Offerfeest.
- museum
- Het museum viert zijn vijfentwintigste verjaardag met de expo Collectie # 02( 5).
- partij
- En onze partij viert dit jaar de twintigste verjaardag van haar officiële stichting.
- stad
- De stad viert het jubileum met een ambitieuze expo en een stadsbreed evenement.
- supporter
- Supporters willen het graag vieren op het Leidseplein, Van der Laan juist bij de Arena.
- vriend
- De vijf vrienden vieren een verjaardag, en ook het leven.
- vrouw
- De vrouw van 74 vierde er haar verjaardag.
- bestaan
- Dat zien we zaterdag ook als we ons honderdjarig bestaan vieren .
- bevrijding
- En op 5 mei, een vrije dag, viert heel Nederland de bevrijding .
- carnaval
- In Aalst is het dit weekend weer zover: drie dagen (en vooral nachten) viert de Ajuinenstad carnaval .
- doelpunt
- Ronaldo heeft intussen toch geleerd zijn doelpunten samen met zijn ploegmaats te vieren ?
- editie
- Het Festival d'Avignon viert zijn zeventigste editie .
- einde
- De slachtoffers waren in een park samengekomen om het einde van de ramadan te vieren .
- eucharistie
- Zondag is voor de laatste keer eucharistie gevierd in de Halse basiliek.
- feest
- Mensen die gedoemd zijn te sterven, zullen zondag opnieuw bijeenkomen om het feest van de verrijzenis te vieren .
- feestdag
- De Amerikaanse president was uitgenodigd om vandaag samen de Franse nationale feestdag te vieren .
- geboorte
- Maar we willen vanaf nu elk jaar de geboorten symbolisch vieren .
- geboortedag
- Sint-Maarten viert zijn geboortedag op 11 november.
- huwelijk
- Een paar maanden geleden vierde hij hier drie dagen lang het huwelijk van zijn dochter.
- jaarwisseling
- De manier waarop de jaarwisseling nu wordt gevierd , leidt ertoe dat oud en nieuw „ het onveiligste feest van het jaar ” is .
- jubileum
- De vrijheid van onderwijs viert in 2017 haar honderdjarig jubileum .
- kerst
- Vorig jaar vierde Sarah kerst bij een vriendin thuis.
- Kerstmis
- We vieren Kerstmis , omdat het onderdeel is van onze cultuur.
- lustrum
- Het lustrum wordt gevierd op Lichtmis, 2 februari.
- Nieuwjaar
- We vierden hier ook Nieuwjaar samen.
- Offerfeest
- De moskee was vol met gelovigen die er het Offerfeest kwamen vieren .
- oudejaarsavond
- Jullie weten dat ik graag met mijn vrienden optrek en ervan hou oudejaarsavond te vieren .
- oud en nieuw
- Ze vierden samen oud en nieuw .
- overwinning
- Niet onterecht, want het restaurant waar we onze overwinning vierden , kreeg een paar dagen na de verkiezingen de gezondheidsinspectie over de vloer.
- Pasen
- De orthodoxe kerken in Oost - en Zuidoost-Europa vieren Pasen nog steeds uitbundiger dan Kerst.
- sinterklaas
- Als de volwassenen niet ieder jaar weer al die moeite doen om sinterklaas te vieren , dan zou er geen feest zijn .
- Sinterklaas
- Laten we in godsnaam Sinterklaas vieren zoals we dat al jaren doen.
- succes
- En we werken wanneer dat moet, maar succes mag ook gevierd worden.
- titel
- Tielemans zal alvast geen titel vieren op zijn verjaardag.
- triomf
- Mozart laat Tito uiteindelijk de triomf van de grootmoedigheid vieren .
- verjaardag
- Derwael, die maandag haar 18e verjaardag viert , turnt zaterdag ook de finale op de balk.
- vrijheid
- Om mijn vrijheid te vieren , vloog ik weer in de drank.
- zege
- Afrikanen vieren een historische zege voor de rechtsstaat.
iemand of iets gedenkt of beleeft iets op feestelijke of plechtige wijze- Alicia viert haar verjaardag altijd in intieme kring .
- (meer voorbeelden)
- 2iemand viertiemand viert feest
- In alle straten en op alle pleinen van Rotterdam werd gisteren gevierd tot diep in de nacht .
- (meer voorbeelden)
- 3iemand viert iemand of iets als iemand of ietsiemand prijst iemand of iets (als iemand of iets)
- Hij is nog steeds heel gespannen - hoewel hij al zeven jaar een stabiele relatie en twee kinderen heeft, van de drank af is en wordt gevierd als schrijver .
- (meer voorbeelden)
- 4 uitdrukkingiemand viert de teugelsiemand laat iemand of iets wat losser of vrijer of voert een minder streng beleid
- Tijdens periodes van hoogconjunctuur vierde hij budgettair de teugels .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe