zondag

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ze overleed daar in de nacht van zondag op maandag.

Winkels in toeristische centra mogen niet langer elke zondag open zijn.

Zijn zaak was na zondag hoe dan ook verloren.

Dat betekende op zondag twee keer naar de kerk.

Toch is er sinds het referendum van zondag wel wat veranderd.

In de nacht naar zondag wisselen wolkenvelden en opklaringen elkaar af.

De eigenlijke start van het seizoen is dus op zondag 12 mei.

Pas op zondag 1 januari neemt de kans op regen weer toe.

Eens in de zoveel jaar valt Koninginnedag op een zondag.

Vorige week zondag was de waarde nog rond de 12.000 dollar.

Zaterdag verloopt nog zacht met 14 graden, vanaf zondag wordt het kouder.

Maar ze bieden meer levensreddende voordelen, zo werd mij deze herfstige zondag overduidelijk.

En als ik dan eens op een vrije zondag thuis ben, kan ik nog altijd mijn maten en mijn familie bezoeken.

Ik ging iedere zondag naar de Koranschool in Haarlem.

Sinds zondag is ze ook parlementslid.

De marathon van Rotterdam begint zondag bij de Erasmusbrug, niet op de Coolsingel.

Zijn preek, deze laatste zondag voor Goede Vrijdag en Pasen, is van het zwaardere soort.

Vorige zondag kregen ze 250 bezoekers over de vloer. '

Die wordt traditioneel georganiseerd op de eerste zondag van augustus.

Maar wat doet een mens op zijn vrije zondag?

Deze tweede zondag van januari staat de mis in het teken van Driekoningen.

De eerste hoofdprijs werd binnengehaald op een zonnige zondag in Madrid.

Ik ben open van woensdag tot en met zaterdag en wil die ene zondag er gerust bijnemen.

Tot voor kort ging ze elke zondag naar de kerk.

Na een zomerse zondag is het vandaag frisser, maar verder beslist geen slecht weer.

Betekenissen

determinator

pronomen of numerale

elke

iedere

bepaling voor "zondag"

adjectief, participium of numerale

aankomend

aanstaand

afgelopen

autoloos

autovrij

bewust

eerste

komend

regenachtig

tweede

(7 meer)

bepaling na "zondag"

adverbium

overdag

prepositiegroep of conjunctiegroep

van:

Advent

april

vastentijd

"zondag" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

in de loop van

na

op

sinds

tot

tot en met

vanaf

"zondag" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

de nacht naar zondag

in de nacht van zondag op maandag

niet op zondag

ook op zondag

open op zondag

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met zondag?

maandag

zaterdag

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.