beamen

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Elke jurist zal beamen dat dit voorstel daarom een stap achteruit is.

Zij zullen beamen dat ons bedrijf heel wat te bieden heeft.

Zij beaamden eigenlijk alles wat ik zei.

Hij vraagt of ik trek heb en dat beaam ik.

Ik beaam het volmondig.

Ze beaamt dat ze iemand nodig heeft met veel geduld.

Marieke van der Wal kan dat sinds vrijdag beamen.

Maar Zaletilo wil dat maar half beamen.

Als historicus kan ik dat hartgrondig beamen.

Ik kan niet anders dan dat beamen.

Ja, beaamt Hiwa K, zijn werken zijn nogal uiteenlopend.

Ook dat moest ik beamen.

Hij heeft gelijk, beamen experts.

De tijdritspecialist beaamde dat het raceplan geslaagd was.

En ja, beaamt hij desgevraagd, hij wil ook wel eens laten zien wie Paul Knieriem is.

Vandaag zal vrijwel iedereen dat beamen.

Kennis beaamde dat het om een overgangsbegroting ging.

Ik kan het enkel beamen.

Die woorden werden beaamd door teambaas Christian Horner.

Ik kan dat beamen, en ik kan het aanraden.

Dat werd volmondig beaamd.

Andere leerlingen beamen de problemen.

Dat kan ik nu oprecht beamen.

Ik kan dat alleen maar beamen.

'Natuurlijk speelt dat mee', beaamt bondscoach Niels Thijssen.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

advocaat

bondscoach

burgemeester

coach

collega

directeur

hoofd

hoogleraar

man

medewerker

(9 meer)

pronomen

ander

iedereen

velen

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

probleem

stelling

uitspraak

verhaal

woord

pronomen

alles

dat

dit

het

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

enkel

gretig

later

volmondig

zeker

bijzin ingeleid door

wat

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij beamen?

kunnen

moeten

willen

zullen

bijzin ingeleid door

dat

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.