afsluiten (een overeenkomst sluiten)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Sluit een goede reisverzekering af.

Met hen sluiten we dit jaar wel contracten af.

Neen, we hebben geen weddenschap afgesloten.

Intussen had hij namelijk nog een nieuwe lening afgesloten.

Als je bent verhuisd moet je een nieuwe polis afsluiten.

Ze sluiten niet minder verzekeringen af, zegt hij.

Met hen worden jaarlijks contracten afgesloten.

Zelfs woonkredieten worden al volledig digitaal afgesloten.

Wie hier inkomen heeft, moet een zorgverzekering afsluiten.

Door dat contract zelf af te sluiten, zette ik druk op de ketel.

Om dat mogelijk te maken, sloten ze een overeenkomst af.

U sluit een overeenkomst af met een voor u geschikte aanbieder.

Bedrijven sluiten de verzekering af voor hun bestuurders.

N. had dus ruimte om meer derivaten af te sluiten.

Zij hebben contracten afgesloten en testamenten opgemaakt.

Ik heb leningen moeten afsluiten om mijn leveranciers te betalen.

De nieuwe manager kan meteen vijf nieuwe contracten afsluiten.

De meeste nieuwe cao's worden afgesloten voor de zomervakantie.

U kunt hier meer lezen over de verzekeringen die u kunt afsluiten.

Ongeveer de helft van de kopers die hij helpt, sluit geen hypotheek af.

Die weddenschappen worden afgesloten bij verschillende wedkantoren.

U sluit dan zelf een arbeidsovereenkomst af met uw nieuwe medewerker.

Kan hij een woonkrediet afsluiten voor de aankoop van een woning?

Ook sluit het bedrijf geen nieuwe huurcontracten meer af.

De landen die een akkoord afsluiten, krijgen in ruil belastinginkomsten.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

bedrijf

consument

corporatie

gemeente

inwoner

klant

koper

land

overheid

partij

(6 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

abonnement

akkoord

cao

contract

convenant

deal

derivaat

hypotheek

krediet

lening

(10 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

jaarlijks

massaal

online

recent

snel

verplicht

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

met:

bedrijf

eigenaar

gemeente

land

overheid

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij afsluiten?

gaan

kunnen

moeten

willen

zullen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.