afsluiten (ontoegankelijk maken of afronden)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.
(vaak in het passief)

Dat heb ik definitief afgesloten.

De weg naar het bos is afgesloten.

De stroom was afgesloten.

Dan sluit je je af van de buitenwereld.

Echt iets om een concert mee af te sluiten.

Ze sloot dat seizoen af als elfde van de wereldranglijst.

In de hele flat werden gas en elektriciteit afgesloten.

De op- en afrit richting Brussel zal afgesloten zijn.

Zorg daarom dat je de pan echt hermetisch afsluit.

Een rechter leert zich daarvoor af te sluiten.

Als u op een positieve noot mag afsluiten, wat zegt u dan?

Het bericht wordt afgesloten met een smiley.

De index sloot af met een verlies van 0,2%.

Ik heb dat hoofdstuk voor mezelf afgesloten.

Enkele perrons werden afgesloten wegens de drukte.

De bondscoach sluit af met een evaluatie op het veld.

Het boek sluit dan ook af met tien praktische tips.

Een man met een aktetas in de hand sloot de voordeur af.

De stad is hermetisch van de buitenwereld afgesloten.

Ze zeggen dat het waanzin is om je daarvan af te sluiten.

Het boekjaar werd afgesloten met een nettowinst van 2,9 miljoen euro.

De tournee sluit in Amsterdam af op 4 december.

Ik had me daar lange tijd voor afgesloten.

Moest de fiets worden afgesloten of werd hij bewaakt?

De cyclus wordt volgend jaar juni afgesloten in Londen.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

aandeel

aannemer

autoriteit

bank

bedrijf

beurs

boek

brandweer

club

eigenaar

(10 meer)

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

afrit

avond

brug

carrière

dag

deel

dossier

elektriciteit

festival

gebied

(19 meer)

pronomen

alles

dat

die

het

iets

je

jezelf

me

mij

ons

(2 meer)

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

deels

definitief

echt

eindelijk

feestelijk

formeel

gedeeltelijk

geheel

goed

hermetisch

(13 meer)

prepositiegroep

met:

conclusie

examen

hek

nettoverlies

poort

schikking

tekort

toets

verlies

vraag

(3 meer)
voor:

auto

autoverkeer

bezoeker

periode

publiek

verkeer

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

van:

buitenwereld

drinkwater

internet

omgeving

rest

samenleving

wereld

zee

predicatieve aanvulling

substantief

als:

...

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij afsluiten?

gaan

komen

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

zullen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.