bouw

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

De bouw van het nieuwe ziekenhuis duurde vier jaar.

Zij dienen nu bezwaar in tegen de bouw van de toren.

Hij werkte in de bouw en in de sloop.

Er zijn ruim 19.000 bedrijven actief in de bouw.

De Spaanse economie groeit weer, de vastgoedmarkt herstelt en ook de bouw trekt aan.

De bouw liep achter op schema, alles moest op het laatste moment.

Met nog één bouwlaag te gaan en voor het oostelijke gedeelte nog drie bouwlagen, ligt de bouw precies op schema.

Sinds april vorig jaar ligt de bouw stil.

De bouw van de nieuwe zeesluis gaat volgend jaar van start.

De bouw loopt een jaar vertraging op.

De Britse regering zal de bouw volledig financieren.

In de bouw en renovatie van sociale woningen wordt volop geïnvesteerd.

Zij bepalen de bouw en functie van het lichaam.

Foliumzuur is onder andere van belang voor de bouw en functie van cellen en bevordert een goede ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel van de baby.

Het verzet tegen de bouw van windmolens groeit.

En ze verzetten zich tegen de bouw van windmolens.

De Finse regering keurde de bouw van een nieuwe kernreactor goed.

Zij plannen de bouw van twintig woningen voor gehandicapten.

Maar geen van de bezwaren houdt de bouw tegen.

De NEN 5096 maakt onderscheid tussen nieuwbouw en bestaande bouw.

Vooral op Zuid zie je alleen maar gestapelde bouw, driehoog, geen lift, klein, enkel glas, dus met een hoog energiegebruik.

Ten gevolge van de crisis in de Nederlandse bouw trokken heel wat aannemers de grens over op zoek naar werk.

De opdracht voor de bouw van een waterzuiveringsinstallatie was nog in de voorontwerpfase.

Mechelen schrijft nu een aanbesteding uit voor de bouw en exploitatie van een parking met minstens 250 tot 350 plaatsen.

Er zal worden ingezet op zes sectoren: landbouw, zorg, logistiek, toerisme, bouw en industrie.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben bouw als subject?

aantrekken

achterlopen op schema

beginnen

doorgaan

duren

gepland staan

in beslag nemen

kosten

op schema liggen

op schema zitten

(10 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben bouw als object?

aankondigen

aanvatten

afronden

begeleiden

beginnen

betalen

bevriezen

financieren

goedkeuren

hervatten

(14 meer)

bepaling voor "bouw"

adjectief, participium of numerale

Nederlands

bestaand

daadwerkelijk

eigenlijk

gepland

gestapeld

illegaal

inwendig

mogelijk

traditioneel

bepaling na "bouw"

prepositiegroep of conjunctiegroep

in:

gebied

op:

perceel

van:

appartement

brug

centrale

centrum

complex

dam

fabriek

gebouw

hotel

huis

(24 meer)

"bouw" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

bij

tijdens

"bouw" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

actief in de bouw

beginnen aan de bouw

beginnen met de bouw

besluiten tot de bouw

bezwaar indienen tegen de bouw

de crisis in de bouw

de kosten van de bouw

de kosten voor de bouw

de malaise in de bouw

de opdracht tot de bouw

(11 meer)

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met bouw?

exploitatie

functie

industrie

inrichting

renovatie

uitbating

verbouwing

verkoop

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.