passeren (voorbijgaan in ruimte)

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Een auto passeerde.

Een enkele fietser passeert, verder niemand op straat.

Een andere hyena passeerde vlak langs het safarivoertuig.

Volgens de grensrechter heeft de bal de lijn gepasseerd.

Willen we dat, of is dat station al gepasseerd?

Ze antwoordde dat we haar huis al lang waren gepasseerd.

Een heel aantal zijn reeds de revue gepasseerd.

Die rijkswachters haalden de schouders op, ze lachten en lieten ons passeren.

Soms moeten reizigers één tot anderhalf uur wachten voor ze de grens kunnen passeren.

Verschillende kwesties passeren de revue.

Ze passeerden me rakelings.

Die grens is nog niet gepasseerd.

Het gevolg is dat sommige bedrijven tweemaal langs de kassa passeren.

Jarenlang zijn bepaalde specialistische disciplines veelvuldig langs de kassa gepasseerd.

De succesvolste ondernemers passeren niet langs de kassa, maar investeren in hun bedrijf.

Voorbijgangers en fietsers passeren niet zonder even te blijven kijken.

De lange lijst exposanten maakt het onmogelijk ieder afzonderlijk de revue te laten passeren.

Dit jaar zal de grens van 100 miljard worden gepasseerd.

Ook alle mogelijk risico' s en scenario' s passeren de revue.

Voor veel strafadvocaten is de kritische grens gepasseerd.

Alle perscommunicatie moet eerst langs de burgemeester passeren.

Cyberpesten, sociale uitsluiting en zelfs seksueel geweld passeren de revue.

Zowat alle hits passeerden een laatste keer de revue.

Die ochtend waren er brokstukken naar beneden gevallen, net toen er een fietser passeerde.

Katoen daarentegen laat nauwelijks warmtestraling passeren.

vragen (toestemming)

Mag ik even passeren?

Als je wandelaars ziet, of rolstoelen, dan knijp je even in de remmetjes, tring, hoe is het, mag ik even passeren?

subject

Wie of wat (...)?

substantief

auto

bal

fietser

jury

man

mens

onderwerp

renner

storing

tram

(3 meer)

pronomen

alles

iedereen

iemand

niemand

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

doellijn

finish

grens

kassa

revue

station

tram

pronomen

elkaar

haar

hem

hen

me

mij

ons

ze

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

dagelijks

gewoon

jaarlijks

onopgemerkt

regelmatig

snel

toevallig

vaak

vlot

prepositiegroep

aan:

kassa

door:

zeef

langs:

grens

kassa

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij passeren?

horen

kunnen

laten

moeten

mogen

proberen

weten

willen

zien

zullen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.