groeten

werkwoordprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ik groette joviaal de boze buurman van de overkant.

De president groet het volk

Ik heb hem gegroet en ben weggelopen.

Af en toe groet hij een voorbijganger.

Hoe lang is het geleden dat ik de supporters ben gaan groeten?

Met vocht in de ooghoeken groette hij achteraf het opgeluchte publiek.

Zara Phillips groette gisteren haar koninklijke familie met een medaille om de hals.

Mensen groeten elkaar: de laan is ineens zo leeg niet meer.

De spelers daarentegen kwamen ons vriendelijk groeten.

Mensen groetten haar extra hartelijk.

Hij groette ons, en haastte zich verder.

Ze groette en liep de winkel uit.

Hij groette, wandelde naar zijn auto en reed de Londense nacht in.

Ik groette Losada en hij groette mij.

Gaf hem een hand en groette gedag.

Ik groette je terug met een glimlach van oor tot oor.

Lachend groette Kris de man en gaf hem met plezier gelijk.

Hij groette me vriendelijk.

Door een glazen deur groeten Simon en ik elkaar.

De artiesten groeten elkaar met een boks en een omhelzing.

Ik groet, zij groeten vriendelijk terug.

Ze groeten elkaar minder.

En daar groet niemand je als je op de fiets zit.

En net als in een dorp, groet iedereen elkaar.

Elk kind groet en geeft de man een hand.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

mens

speler

object

Wie of wat (...) men of wordt (...)?

substantief

buurman

familie

personeel

publiek

supporter

volk

voorbijganger

pronomen

elkaar

iedereen

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

altijd

hartelijk

joviaal

nooit

vriendelijk

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.