boodschap

substantiefprs = in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

Ik deed boodschappen, ik deed elke dag de was.

Je bestelt je boodschappen online, zodat je geen winkel meer binnen hoeft.

Haar man zat in bad, ze kon een boodschap doorgeven.

De buren halen haar boodschappen, vertelt de vrouw.

Dan betaal je je boodschappen toch volgende week.

De boodschappen worden bezorgd tot in de keuken.

Yes you can: een hoopvolle boodschap.

Ik lees zijn boodschap als: geld maakt niet gelukkig.

Gentiloni had een verontrustende boodschap: 'We zitten in de problemen'.

Hij wil de jeugd van Borgerhout een boodschap meegeven.

Het is nu of nooit, luidt de boodschap.

Wulff sprak een boodschap in.

Die boodschap spreekt mensen aan.

Die boodschap komt dankzij zijn roman dan ook genadeloos hard aan.

Humor die helpt om de boodschap over te brengen.

Zijn boodschap is niet mis te verstaan.

Hij had daar geen boodschap aan.

De Heilige Geest ons zal helpen om de blijde boodschap te verstaan.

Iemand die zijn grote boodschap doet in de galerij.

Vergeet niet de wc snel door te trekken, ook na een kleine boodschap.

Die boodschap zit duidelijk herkenbaar in de film.

Bij de les blijven, is de boodschap.

Ze wilde Hugo die maandagavond net een boodschap sturen, toen de telefoon ging.

Klanten kunnen met een handscanner zelf hun boodschappen scannen.

Ze laten beledigende boodschappen achter op zijn antwoordapparaat.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben boodschap als subject?

aankomen

aanslaan

aansluiten

aanspreken

bereiken

blijven

blijven hangen

doordringen

er duimendik bovenop liggen

erin gaan

(21 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben boodschap als object?

determinator

substantief

paar

soort

pronomen of numerale

(een) dergelijke

alle

elke

enkele

geen

geen enkele

meer

veel

verschillende

weinig

bepaling voor "boodschap"

adjectief, participium of numerale

Bijbels

Europees

achterliggend

actueel

alarmerend

algemeen

ander

bekend

belangrijk

besteld

(120 meer)

bepaling na "boodschap"

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

achterban

bevolking

burger

kiezer

politicus

regering

volk

wereld

in:

boek

film

supermarkt

winkel

op:

antwoordapparaat

internet

sociale media

website

over:

verrijzenis

van:

Christus

God

Jezus

algemeen nut

boek

evangelie

film

hoop

kiezer

minister

(4 meer)
voor:

kiezer

mens

minister

politiek

regering

toekomst

volk

wereld

"boodschap" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

de inhoud van de boodschap

de kern van de boodschap

[zo veel] euro aan boodschappen

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

boodschappen doen

de blijde boodschap

[die, iemand] kun je (wel) om een boodschap sturen

een boodschap die niet mis te verstaan is

een boodschap hebben aan [iets, iemand]

grote boodschap

[iemands] boodschap is niet mis te verstaan

[...] is de boodschap

kleine boodschap

{een, zijn} grote boodschap {doen, achterlaten, ...}

(1 meer)

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.