afspreken

werkwoord

Af en toe spreek ik met ze af.

Dat was het doel dat we hebben afgesproken.

Een plek om met vrienden af te spreken.

En hij had afgesproken het terug te betalen.

Ze hadden eerder die dag afgesproken via WhatsApp.

Als vergoeding is voorlopig 8.000 euro afgesproken.

Dus u heeft hierover van tevoren niets afgesproken?

Ik heb dat allemaal al afgesproken met mijn partijvoorzitter.

En in het weekend spreek ik af met vriendinnen.

We hebben afgesproken dat hij zijn verhaal gaat vertellen.

We hebben afgesproken om elkaar even met rust te laten.

Ik heb met mezelf afgesproken dat ik me niet aan haar erger.

Lidstaten vergeten wel eens wat ze met elkaar hebben afgesproken.

Sinds die periode is het afspreken met verschillende dames begonnen.

Hij begon met jongens af te spreken en brak uiteindelijk met zijn vrouw.

De vaste bezoekers weten allang dat je hier moet afspreken.

We spreken af wie welke teksten zal schrijven.

Belangrijk is dus wat je zelf met je partner afspreekt.

Met een ander sprak ik af in een café.

Een plek om met vrienden af te spreken.

Ze spraken af om het aan niemand te vertellen.

Ik was wel geïnteresseerd en we spraken af in een café.

Op geheime plekken spreken ze met elkaar af.

Zij spreken zelf de prijs af met hun klanten.

Ze spraken af de samenwerking na een jaar te evalueren.

subject

Wie of wat spreekt af?

substantief

bedrijf

coalitie

coalitiepartij

gemeente

groep

land

leider

lidstaat

mens

minister

(4 meer)

object

Wie of wat spreekt men af of wordt afgesproken?

substantief

bedrag

budget

datum

ding

doelstelling

maatregel

moment

norm

prijs

procedure

(10 meer)

pronomen

dat

dit

het

iets

niets

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. spreekt men af?

substantief

dag

adverbium

aanvankelijk

concreet

contractueel

destijds

goed

internationaal

landelijk

onderling

opnieuw

precies

(4 meer)

prepositiegroep

in:

...

om:

...

voorzetselobject

Met vaste prepositie (vast voorzetsel)

met:

Europa

collega

elkaar

familie

gemeente

groep

iemand

klant

man

mens

(10 meer)

predicatieve aanvulling

adjectief of adverbium

samen

pronomen

zelf

bijzin ingeleid door

hoe

waar

wanneer

wat

welk

wie

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij afspreken?

gaan

kunnen

laten

moeten

mogen

willen

zullen

bijzin ingeleid door

(om) te

dat

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.