Mensen over de hele wereld hebben dat boek gelezen.
Toen ik het artikel las werd ik woedend.
Ik lees geen krant, maar krijg het mee.
Toen ik zijn romans las, sloeg ik de erotische passages over.
Ik lees veel Europese auteurs.
Op Wikipedia lees ik over haar leven.
Wij raden u aan dit aandachtig te lezen.
En ik wil ook leren lezen en schrijven.
Ik lees ook heel graag in de trein.
Toy leest in bed alvast wat e-mail tot de kinderen wakker zijn.
Ik kan niet alle dagen de mis lezen. '
In hun blik lees je een mix van uitputting, trots en opluchting.
Het is bovendien goed geschreven en leest als een trein.
In de readingen die ik geef, lees ik je aura volgens een bepaald schema.
Het was alsof hij onze gedachten kon lezen.
Ik las eerst de tekst en ik dacht dit klopt niet.
Kinderen uit het eerste, tweede en derde leerjaar lezen minder goed dan hun voorgangers vijftien jaar geleden.
Ik lees niemand de les, elke vrouw maakt keuzes.
Als kind had ik wel eens pianoles gehad, dus ik kan noten lezen.
Waarom lezen we de schrijver van Gatsby nog?
Vandaag lees ik de verhalen over Lutosa.
Heb je dat met opzet verkeerd gelezen, Ton?
Ik las in de krant hoe we alsnog onze uitschrijving konden verkrijgen.
Geregeld lees ik de heimwee in haar ogen.
Het zou onzin zijn dit boek louter als aanklacht te lezen.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
computer
kind
leerling
lezer
mens
moeder
procent
student
vader
vrouw
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
object
pronomen
alles
iets
meer
niets
veel
weinig
zoiets
indirect object
Aan wie of wat, of voor wie of wat (...) men of wordt (...)?
pronomen
hem
me
mij
ons
ze
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
tafel
zwembad
bril
artikel
bed
blik
boek
brief
krant
ogen
rapport
...
...
bepaling
vergelijking met (zo)als
roman
sprookje
thriller
trein
voorzetselobject
Met vaste prepositie (vast voorzetsel)
geschiedenis
leven
mens
onderwerp
oorlog
gezicht
predicatieve aanvulling
prepositiegroep of conjunctiegroep
...
bijzin ingeleid door
hoe
wat
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij lezen?
gaan
kunnen
laten
leren
moeten
mogen
willen
en/of
Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met lezen?
bijzin ingeleid door
dat
of
- subject
- object
- indirect object
- verbum finitum
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- voorzetselobject
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand leest
- kind
- Kinderen uit het eerste , tweede en derde leerjaar lezen minder goed dan hun voorgangers vijftien jaar geleden .
- leerling
- Soms leert een leerling met die methodes echter onvoldoende lezen .
- procent
- In Noordoost-Nigeria kan zestig procent van de mensen lezen noch schrijven.
iemand herkent de schrifttekens van een taal en begrijpt de betekenis ervan- Joey (13) kan niet lezen of schrijven .
- (meer voorbeelden)
meestal in combinatie met 'kunnen' of 'leren' - 2iemand leest iets
- leerling
- De leerlingen mogen dan vijftien minuten een boek naar keuze nemen en lezen .
- lezer
- Dat moeten uw lezers maar in mijn boek lezen .
- mens
- Sommige mensen lezen dat, andere negeren het en gaan klagen.
- moeder
- Haar moeder nam haar niet mee naar de cinema, en las geen boeken.
- student
- Het is belangrijk dat studenten elkaars stukken lezen en beoordelen.
- vader
- Heeft je vader het boek gelezen , voor hij elf jaar geleden overleed?
- vrouw
- Een vrouw las zelfs een boek tijdens de punctie.
- artikel
- Toen ik het artikel las werd ik woedend.
- bericht
- Ik zal minder berichten lezen in de krant, maar wel aandachtiger.
- boek
- Een vrouw las zelfs een boek tijdens de punctie.
- brief
- Ik las de brieven van Frans Kellendonk – wat een geweldige brieven.
- interview
- Ik lees een interview met Sonja Barend over haar oorlogsboek.
- krant
- Ik lees geen krant , maar krijg het mee.
- roman
- Toen ik zijn romans las , sloeg ik de erotische passages over.
- stuk
- Ik las laatst een stuk over pensioenen uit 1994.
- tekst
- Ik las eerst de tekst en ik dacht dit klopt niet.
- uitleg
- En toen las ik zaterdag in NRC de uitleg van ondernemer Jort Kelder bij zijn belastingaanslag 2014.
- verhaal
- Vandaag lees ik de verhalen over Lutosa.
iemand bekijkt een tekst en neemt kennis van de inhoud- Ik zit op het balkon en lees een boek.
- (meer voorbeelden)
- 3iemand leestiemand houdt zich bezig met lezen
- Heeft hij tijd over, dan leest hij graag.
- (meer voorbeelden)
- 4iemand leest iemand
- auteur
- Ik lees veel Europese auteurs .
- schrijver
- Waarom lezen we de schrijver van Gatsby nog?
iemand leest het werk van iemand- Ik lees veel Europese auteurs.
- (meer voorbeelden)
- 5iemand leest over iets of iemand
- geschiedenis
- Je kunt lezen over geschiedenis, maar pas wanneer je die geschiedenis ook hóórt, raakt het je.
- leven
- Op Wikipedia lees ik over haar leven .
- mens
- Ik lees ook liever over mensen dan over miljarden.
- onderwerp
- Daarin kun je over dit onderwerp verder lezen .
- oorlog
- Leuk om eens te lezen over de oorlog die op de Nederlandse fietspaden woedt.
iemand neemt kennis van iets of iemand door het lezen van teksten die erover gaan- Op Wikipedia lees ik over haar leven.
- (meer voorbeelden)
- 6iets leest iets
- computer
- En de grootste technologische doorbraak die hij zou willen meemaken , is dat computers informatie kunnen lezen en begrijpen .
iets herkent en verwerkt data- Een computer ‘leest’ nu eenmaal een dossier in milliseconden en onthoudt alles wat erin staat.
- (meer voorbeelden)
- 7iemand leest iets als ietsiemand interpreteert iets wat hij leest als iets
- Het zou onzin zijn dit boek louter als aanklacht te lezen .
- (meer voorbeelden)
- 8iets leest zo of (zo)als iets
- snel
- Papier leest sneller en gemakkelijker dan een scherm .
- vlot
- Deze vertaling leest soepel en vlot , de volzinnen staan strak , maar tintelen ook van het taalgenot , zonder dat Verheij ooit ver van het origineel afdwaalt .
- als
- Haar boek leest als een roman.
iets laat zich zo of als iets lezen- Haar boek leest als een roman .
- (meer voorbeelden)
- 9iemand leest iets in {iemands ogen, blik, etc. } of op {iemands gezicht, voorhoofd} of van iemands gezicht of achter iemands toon
- angst
- Zelfs als de ouders zwijgen over de feiten , lezen kinderen de angst in hun ogen en houding .
- heimwee
- Geregeld lees ik de heimwee in haar ogen.
- wanhoop
- De wanhoop kan je van hun gezichten lezen .
iemand bemerkt iets in, of maakt iets op uit iemands blik, gezichtsuitdrukking, etc.- De wanhoop kan je van hun gezichten lezen.
- (meer voorbeelden)
- 10iemand of iets leest (iemands) gedachteniemand of iets raadt wat iemands gedachten zijn
- Het was alsof hij onze gedachten kon lezen .
- (meer voorbeelden)
- 11iemand leest iemands auraiemand zegt emoties, karaktertrekken, e.d. van iemand te kunnen aflezen aan een energieveld dat hem omgeeft
- In de readingen die ik geef, lees ik je aura volgens een bepaald schema .
- (meer voorbeelden)
- 12 uitdrukkingiemand leest iemand {de les, de levieten}iemand berispt iemand of zegt hoe iemand moet handelen
- Ik lees niemand de les, elke vrouw maakt keuzes.
- (meer voorbeelden)
- 13iemand leest notenmuziekiemand zingt of speelt muziek met behulp van het notenschrift
- Ik kan geen noten lezen, speel geen instrument en kan eigenlijk ook niet zingen .
- (meer voorbeelden)
- 14 uitdrukkingiemand leest over iets heeniemand merkt iets bij het lezen niet op
- Het staat in mijn agenda, maar ik lees eroverheen en dus kom ik niet opdagen op de eerste afspraak met de Gewone Nederlanders.
- (meer voorbeelden)
- 15iemand leest de mis(katholicisme) een priester zegt de mis op
- Ik kan niet alle dagen de mis lezen.
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe