Haar schuld was niet bewezen, oordeelde het hof.
Wie fouten maakt en dat erkent, bewijst dat hij eruit leert.
Hij overbrugt dat gat door te bewijzen dat literatuur niet saai en somber is.
Dat antwoord bewijst dat u van de logica van Onderwijsland helemaal niets heeft begrepen.
Er is nooit bewezen dat iemand er gezonder van wordt.
Heeft de politiek zichzelf niet opnieuw een slechte dienst bewezen?
Hij zou de onschuld van zijn vader willen bewijzen.
Zij hebben hun diensten gedurende vele jaren bewezen.
De wetenschappelijke wereld kan ongetwijfeld grote diensten bewijzen aan de overheid.
De recente geschiedenis bewijst dat mens en maatschappij bijzonder snel veranderen.
Het succes dat ze gisteren boekten, bewijst dat de toestand niet hyperdramatisch is.
We willen de reiziger een dienst bewijzen door voorspelbaar te zijn.
Er zijn genoeg scholen die het tegendeel bewijzen.
Bedrijven die een publieke dienst bewijzen zijn aan regels onderworpen.
In de musea hangen nog altijd schilderijen die dat bewijzen.
Het boek bewijst dat de termijn van vijf dagen is overschreden.
Vooralsnog is niet bewezen dat er sprake is van fraude.
Ik ga uitzoeken hoe ik mijn onschuld kan bewijzen.
Het evacuatieplan heeft dus zeker zijn nut bewezen.
Casestudy' s bewijzen dat de praktijk vaak ingewikkelder is.
Onderzoek bewijst dat de introverten minstens even goede ideeën hebben.
Nu bewijst een donker meisje dat het sprookje ook anders lopen kan.
Dinosaurusbotten die er werden gevonden, bewezen dat er monsters woonden.
Met die truc zou ze me nu een goede dienst kunnen bewijzen.
Misschien kunnen we op een dag bewijzen dat er meerdere werelden zijn.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
God
belang
bestaan
bestaansrecht
betrokkenheid
degelijkheid
deugdelijkheid
dienst
ding
doeltreffendheid
(39 meer)object
pronomen
alles
niets
veel
indirect object
Aan wie of wat, of voor wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
democratie
kind
land
maatschappij
samenleving
wereld
indirect object
prepositiegroep
...
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
afdoend
continu
dagelijks
definitief
duidelijk
effectief
goed
hard
herhaaldelijk
internationaal
(17 meer)bijzin ingeleid door
hoe
wat
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij bewijzen?
blijven
gaan
komen
kunnen
laten
moeten
mogen
willen
zullen
bijzin ingeleid door
dat
of
- subject
- object
- indirect object
- verbum finitum
- zich
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets bewijst iets
- cijfer
- De harde cijfers bewijzen immers dat de wereld helemaal uit koers ligt .
- document
- Zij blijven geloven dat hun documenten de Belgische betrokkenheid bewijzen .
- feit
- De feiten bewijzen het tegendeel .
- geschiedenis
- De geschiedenis bewijst het tegendeel : samenwerking betekent winst voor iedereen .
- onderzoek
- Stapels onderzoeken bewijzen dat , maar daders lopen bijna nooit tegen een sanctie aan .
- praktijk
- De praktijk bewees spijtig genoeg maar al te vaak het tegendeel .
- rapport
- Hij beschikt naar eigen zeggen over heel wat rapporten die dat bewijzen .
- statistiek
- Europese statistieken bewijzen dat , zegt Peeters .
- studie
- Wetenschappelijke studies bewijzen het nut van visualisatie voor topsporters .
- verhaal
- De verhalen bewijzen dat inderdaad .
- voorbeeld
- Het voorbeeld bewijst de ontsporing van de officiële partijfinanciering .
- wetenschapper
- Weense wetenschappers hebben het bewezen .
- bestaansrecht
- Nu durf ik te zeggen dat we ons bestaansrecht hebben bewezen .''
- deugdelijkheid
- Vermoedelijk investeren we ook in een rookmachine die haar deugdelijkheid elders al heeft bewezen .
- effect
- Deze maatregelen hebben echter bij goed gecontroleerde studies nooit enig effect bewezen .
- effectiviteit
- Voor migraine en reflux bij baby' s is de effectiviteit niet bewezen .
- gelijk
- Een open brief van studenten uit de hele wereld bewees haar gelijk .
- kost
- Parlementsleden krijgen geen kostenforfait meer : ze moeten voortaan hun gemaakte kosten bewijzen .
- meerwaarde
- Tegelijkertijd moet ook het federale België zijn meerwaarde bewijzen .
- nut
- Beide methoden kunnen dan hun nut bewijzen .
- onschuld
- Ik wil hoe dan ook zijn onschuld bewijzen .
- relevantie
- De vakbond moet zijn relevantie bewijzen , om te beginnen voor nieuwe leden .
- schade
- Elkeen zal zijn eigen schade moeten kunnen bewijzen .
- schuld
- Haar schuld was niet bewezen , oordeelde het hof .
- stelling
- Iemand heeft maar gelijk totdat het tegendeel van zijn stelling bewezen is .
- tegendeel
- Ik probeer enkel het tegendeel te bewijzen .
- theorie
- Deze theorie kon wetenschappelijk nooit bewezen worden .
- waarde
- De Raad kan dan zijn waarde bewijzen als buffer tussen rechterlijke macht en Haagse bezuinigingswensen .
- werking
- Bij zaken als bachbloesemtherapie of homeopathie is zo' n werking niet bewezen .
- zaak
- Sommige zaken kunnen we moeilijk bewijzen .
iemand of iets toont iets onweerlegbaar aan- Ik ga uitzoeken hoe ik mijn onschuld kan bewijzen .
- (meer voorbeelden)
- 2iemand of iets bewijst zich(zelf) als iemand of iets
- bestuurder
- Maar ook in arme streken heeft hij zich bewezen als bestuurder .
- coach
- ' Ik wil mij opnieuw bewijzen als coach .'
- leider
- Iedereen zei dat daarvoor iemand nodig is die zich heeft bewezen als leider .
iemand of iets laat zien aan de verwachtingen te voldoen (als ...)- Hij bewijst zich in de ring als man en als vader .
- (meer voorbeelden)
- 3iemand of iets bewijst iemand of zichzelf iets
- dienst
- Bedrijven die een publieke dienst bewijzen zijn aan regels onderworpen .
- eer
- We kunnen hem eer bewijzen door allemaal een van zijn boeken mee te nemen en , dat vooral , te ( her)lezen .
iemand of iets laat iemand een gunstige bejegening ondervinden- We willen de reiziger een dienst bewijzen door voorspelbaar te zijn .
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe