Op deze pagina kunnen niet alle vragen beantwoord worden.
Vragen van eenvoudige aard kunnen snel beantwoord worden (binnen tien dagen).
Een verzoek is zojuist beantwoord.
Sommigen beantwoorden deze vraag positief, anderen negatief.
Een tweetal factoren maakt het moeilijk deze vraag met grote precisie te beantwoorden.
De naam beantwoordt dan beter aan de werkelijkheid.
Deze vraag is ook al niet eenvoudig te beantwoorden.
De komende maanden zullen de archeologen die vraag proberen te beantwoorden.
In dit document hopen wij deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Dat beantwoordt aan de vele facetten van ons menszijn.
Dit is een moeilijk te beantwoorden vraag.
Bovendien beantwoordt het aan een maatschappelijke behoefte.
Maar de politieke en culturele verzuchtingen zijn nooit beantwoord.
De noodlijn 116.000 beantwoordde 633.500 oproepen.
Iedereen die ik daar een kans gaf, beantwoordde aan mijn verwachtingen.
Ze vinden dat Frank beantwoordt aan alle vereisten van de euthanasiewet.
Die vragen moesten beantwoord worden in een publiek rapport.
Slechts 43 procent van de vragen werd correct beantwoord.
Dit project beantwoordt aan onze ambities op het vlak van inclusief beleid.
Zijn brieven aan beroemde schrijvers worden niet beantwoord.
Ze wil niet de hele dag telefoontjes beantwoorden.
Er zijn tien vragen gesteld en we hebben ze beantwoord.
Na een jaar onderzoek beantwoordde de Commissie die vraag bevestigend.
Hij straalt triomfantelijk, alsof hij een quizvraag juist heeft beantwoord.
Ze weigerde de vragenlijst te beantwoorden.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
commissie
deelnemer
mens
minister
project
rechter
vrouw
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
geweld
repressie
hoofdstuk
rapport
voorzetselobject
Met vaste prepositie (vast voorzetsel)
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij beantwoorden?
kunnen
moeten
proberen
willen
- subject
- object
- verbum finitum
- zich
- bepaling
- voorzetselobject
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets beantwoordt iets
- bedrijf
- Wanneer het bedrijf de vragen van de VEB beantwoordt kan hij niet zeggen.
- deelnemer
- Deelnemers beantwoorden in ijltempo moeilijke vragen.
- kandidaat
- Kandidaten moeten vragen beantwoorden over historische gebeurtenissen die plaatsvonden op de datum van de uitzending.
- leerling
- Eindtoets: de leerling beantwoordt een aantal vragen bij twee lange teksten.
- mens
- Mensen van tv beantwoorden op tv vragen over tv.
- minister
- Minister Jeroen Dijsselbloem beantwoordde efficiënt alle vragen die hij had opgeschreven.
- onderzoek
- Formeel beantwoordt het onderzoek van 300 pagina’s de vraag wat de toegevoegde waarde van overige financiële instellingen in Nederland is.
- persoon
- Deze persoon kan dan direct je vragen beantwoorden of nadere uitleg geven.
- rechter
- Welke vragen moet de rechter beantwoorden en hoe komt hij tot zijn oordeel?
- wetenschap
- ' Wetenschap kan de grote vragen niet beantwoorden '
- bericht
- Eén man ging zelfs zover dat hij me ergens opwachtte om te weten waarom ik zijn berichten niet beantwoordde .
- brief
- De Lijn heeft de brief intussen ontvangen, maar nog niet beantwoord .
- e-mail
- Eindelijk tijd om al die e-mails te beantwoorden .
- mail
- Ik heb lange tijd geprobeerd om de mails van mensen te beantwoorden .
- onderzoeksvraag
- De volgende vijf onderzoeksvragen worden beantwoord .
- vraag
- Ze zitten thuis voor de pc en beantwoorden vragen .
- vragenlijst
- De vragenlijst moest door een van de ouders worden beantwoord .
iemand geeft antwoord op iets- Een korte en duidelijke vraag beantwoord ik met plezier .
- (meer voorbeelden)
- 2iemand beantwoordt de telefooniemand neemt de telefoon op
- Het was zijn echtgenote die de telefoon beantwoordde .
- (meer voorbeelden)
- 3iemand beantwoordt een oproepiemand reageert op een oproep
- De brandweer had de handen vol om alle oproepen te beantwoorden.
- (meer voorbeelden)
- 4iemand beantwoordt iets met iets
- aanval
- Vader Bush had er toen mee gedreigd dat hij een biologische aanval zou beantwoorden met kernwapens.
- geweld
- Maar de reflex om geweld met tegengeweld te beantwoorden , is een teken van zwakte.
- haat
- We moeten haat niet met haat beantwoorden , we moeten ons laten leiden door liefde, want „ een leven zonder liefde is een wereld zonder zon”.
- roep
- In de jaren 60 beantwoordden migranten de roep om meer arbeidskrachten in West-Europa en de meesten van hen kwamen uit de voormalige kolonies.
- vuur
- De peshmerga's beantwoordden het vuur met mortiergranaten en kwamen Laura en haar kinderen te hulp.
iemand reageert op iets (met iets)- We moeten haat niet met haat beantwoorden, we moeten ons laten leiden door liefde, want „ een leven zonder liefde is een wereld zonder zon”.
- (meer voorbeelden)
- 5iemand beantwoordt {iemands liefde, iemands gevoelens}
- gevoelens
- “Jij hebt mijn gevoelens toch beantwoord”, riep hij uit .
- liefde
- Het meisje, dat verliefd is op een jongen die haar liefde niet beantwoordt, vroeg het 22-jarige idool om raad.
iemand reageert op iemands liefde met wederliefde- Het meisje, dat verliefd is op een jongen die haar liefde niet beantwoordt, vroeg het 22-jarige idool om raad.
- (meer voorbeelden)
- 6iemand of iets beantwoordt aan iets
- aanbod
- Dit aanbod beantwoordt wonderwel aan de nieuwe vereisten die de Nederlandse overheid aan de HSA heeft opgelegd.
- gebouw
- Het gebouw beantwoordt weer aan alle moderne eisen inzake congres - en vergaderruimten.
- kandidaat
- Wie wenst te doctoreren dient een aanvraag in bij de Doctoraatscommissie die nagaat of de kandidaat beantwoordt aan de gestelde voorwaarden.
- leerling
- De katholieke koepel VSKO becijferde dat er 4.500 leerlingen beantwoorden aan de kenmerken van autismespectrumstoornis.
- medewerker
- Deze medewerkers moeten in voorkomend geval beantwoorden aan de voorwaarden die de wetgeving op privé-detectives (Wet van 19 juli 1991) voorschrijft.
- onderzoek
- Vooreerst moet een gecontroleerd dubbelblind onderzoek aan een aantal methodologische kwaliteitseisen beantwoorden (zoals bijvoorbeeld een voldoende aantal proefpersonen).
- product
- Al deze producten zijn CE-gecertificeerd en beantwoorden aan de strengste Europese richtlijnen.
- project
- Omdat de projecten beantwoorden aan de normen van het Woonzorgdecreet, zijn er ook nog enkele fiscale voordelen.
- speler
- Beide spelers beantwoorden niet aan de sportieve criteria die Rednic vooropstelde.
- vrouw
- De tv-serie valt op doordat jonge vrouwen erin niet aan de klassieke romantische en seksistische clichés beantwoorden .
- werk
- Om erkend te worden als Vlaams topstuk, moet het werk immers beantwoorden aan de criteria van het Topstukkendecreet (het moet ' zeldzaam en onmisbaar ' zijn) én het moet zich in Vlaanderen bevinden.
- wet
- Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie beantwoordt die wet van 2006 niet aan het Internationale Arbeidsverdrag.
- beeld
- Want, zo denken de vorsers, zij beantwoorden zo blijkbaar aan het beeld dat van hen wordt verwacht.
- behoefte
- Volgens Vandewiele beantwoordt hun website aan een behoefte .
- bepaling
- Artikel 2 van de wet van 30 april 1951 somt de huurovereenkomsten op die, hoewel zij beantwoorden aan de bepalingen van artikel 1, van de toepassing van deze wet uitgesloten worden.
- beschrijving
- De man bleek te beantwoorden aan de beschrijving van de aanrander.
- criterium
- Kunst hoeft alleen aan haar eigen criteria te beantwoorden .
- definitie
- Er zijn wél een aantal minimale taken om te beantwoorden aan de definitie van huisartsenkring.
- doel
- Structureer de deal vooraf, zodat de uitkomst beantwoordt aan het vooropgestelde doel .
- doelstelling
- Een zeer groot gedeelte van mijn proefschrift heeft vanaf het begin aan deze doelstellingen beantwoord .
- eis
- Het gebouw beantwoordt weer aan alle moderne eisen inzake congres - en vergaderruimten.
- ideaal
- Zoeken we in het verleden een held die aan moderne idealen beantwoordt ?
- idee
- Sinds hij op zijn 27ste besloot dat telefoons verkopen niet beantwoordde aan zijn idee van een zinvol leven, was hij bijna drie jaar op zoek naar werk.
- kenmerk
- De katholieke koepel VSKO becijferde dat er 4.500 leerlingen beantwoorden aan de kenmerken van autismespectrumstoornis.
- nood
- Maar die wet beantwoordde niet langer aan de hedendaagse noden , vond Kurz.
- noodzaak
- Het natuurreservaat beantwoordt stellig aan een noodzaak .
- norm
- Zo moeten emissiewaarden beantwoorden aan de strenge normen .
- omschrijving
- De man die bij uitstek aan die omschrijving beantwoordt , is staatssecretaris Tarcisio Bertone, de nummer twee van het Vaticaan, en eigenlijk de “premier” van de paus.
- principe
- Mijn recepten moeten aan drie principes beantwoorden : eenvoudig, snel te bereiden en gemakkelijk te vermenigvuldigen voor extra porties.
- profiel
- Yannick beantwoordt het best aan het profiel dat we voor ogen hebben.
- realiteit
- Ik wijzig toch ook wetten wanneer ik vaststel dat die niet meer aan de maatschappelijke realiteit beantwoorden ?
- regel
- In een democratie moet macht aan bepaalde formele regels beantwoorden .
- smaak
- Zo stelt u een bed samen dat volledig aan uw smaak beantwoordt .
- standaard
- Academici produceren kennis die aan specifieke standaarden beantwoordt .
- vereiste
- Dit document beantwoordt aan die vereiste .
- verlangen
- Zeker is dat Trump niet beantwoordt aan Poetins verlangen naar voorspelbaarheid.
- verwachting
- Dat wil niet zeggen dat zo iemand meteen aan de verwachtingen beantwoordt .
- voorschrift
- Onze ingenieur kijkt ook of de montage van de tent beantwoordt aan de voorschriften van de leverancier.
- voorwaarde
- De opvang in Libanon, Jordanië of Turkije beantwoordt niet aan die voorwaarden .
- vraag
- Het woon-zorgcentrum beantwoordt hiermee aan een grote vraag .
- werkelijkheid
- En dan rijst de vraag: als de religieuze levenshouding aan geen enkele werkelijkheid beantwoordt , welke betekenis rest haar dan?
- wetgeving
- Toch één lichtpunt: de minimumlonen van de Poolse werknemers beantwoordden wel aan de Belgische wetgeving .
iemand of iets voldoet aan iets- Zo moeten emissiewaarden beantwoorden aan de strenge normen.
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe