Het leidt alleen maar af.
Ook dat leidde hij af uit de e-mails.
Het heeft haar een tijdje afgeleid van haar werk.
De politie moest tijdens de interventie het verkeer afleiden.
Dat hadden zij uit de luchtfoto's van Google Earth afgeleid.
Laat vooral je aandacht niet afleiden.
Valt daar dan niets uit af te leiden?
De bloemnaam is nog afgeleid van het woord 'tulband' ook.
De mieren hebben die zo geplaatst dat ze het water afleiden.
Mogen we hieruit afleiden dat Theo maling heeft aan de oppositie?
Groen in een fabriekshal werkt niet – dat leidt af.
Dat leiden de onderzoekers af uit chemische analyses van het gesteente.
Thuis studeren is een ramp, daar word ik constant afgeleid.
Aan de buitenkant van mensen valt niets af te leiden.
Leidt dat je ook af tijdens het werken?
Als de politie toch kan afleiden wie er te hard reed, volgt alsnog een boete.
Hij probeerde deze keer zijn tegenstanders echt af te leiden.
De graffitiscene heeft een heel eigen taalgebruik, vaak afgeleid van het Engels.
De uitkomst: aan hun taalgebruik was inderdaad de mate van narcisme af te leiden.
De Filipijnen liggen onder vuur, want het geld is afgeleid via een van hun banken [...].
De koekoek doet dat om de andere ouders af te leiden.
Kunt u de vorm van de ruimte eruit afleiden?
De vele bordjes zouden automobilisten kunnen afleiden.
Niet voor niets is het begrip afgeleid van het Latijnse woord voor angst (terror).
Door drainage wordt het uitspoelende water verzameld en afgeleid naar de grachten.
subject
Wie of wat (...)?
substantief
subject
pronomen
dat
die
dit
het
object
Wie of wat (...) men of wordt (...)?
substantief
aandacht
aanwezigheid
automobilist
bestuurder
betekenis
conclusie
eigenschap
gedachte
gegeven
geld
(15 meer)object
pronomen
bepaling
Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?
adverbium
bepaling
prepositiegroep
aan de hand van
voorzetselobject
Met vaste prepositie (vast voorzetsel)
naam
stamtoon
werkwoord
woord
bijzin ingeleid door
hoe
verbum auxiliare of groepsvormend verbum
Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij afleiden?
kunnen
laten
moeten
mogen
willen
zullen
bijzin ingeleid door
dat
of
- subject
- object
- verbum finitum
- scheidbaar deel
- predicatieve aanvulling
- bepaling
- voorzetselobject
- n.n.
- verbale aanvulling
- 1iemand of iets leidt iets af uit iets
- astronoom
- Dat leiden astronomen af uit de sterke helderheidsvariaties die hij vertoonde.
- belegger
- Beleggers hadden dat ook al kunnen afleiden uit de notulen van de meest recente vergadering van het beslissingsorgaan van de Fed.
- blog
- Dat leidde de blog af uit vacatures die het bedrijf heeft uitgeschreven.
- dier
- Of tegen een hond praten : dat lucht misschien het baasje op, zeker als niemand anders wil luisteren, maar het dier kan daar meestal weinig uit afleiden .
- onderzoeker
- Dat leiden de onderzoekers af uit chemische analyses van het gesteente.
- politie
- De politie leidt dat af uit de bijnamen die worden gebruikt in het schriftje.
- vorsers
- De vorsers leiden het hele verhaal af uit de aanwezigheid van de halfedelsteen jadeïet, binnenin verglaasde ' schoksmeltaders ' in brokstukken van de ontplofte meteoriet.
- bestaan
- Paulus trachtte niet Gods bestaan af te leiden uit de natuur.
- conclusie
- Ook hieruit kunnen conclusies op beleidsvlak worden afgeleid .
- gegevens
- Het zijn dus zaken waaruit we gegevens kunnen opvragen of afleiden .
- iets
- Obligate vraag: kunnen we uit dat alles iets zinnigs afleiden ?
- informatie
- Uit Global Positioning System (GPS) delays kan informatie worden afgeleid over het vocht in de atmosfeer.
- niets
- Maar leidt daar niets uit af.
- rest
- Ook dit is een lineair kennismodel, waarin bepaalde kennis als uitgangspunt fungeert en de rest van de kennis daaruit is afgeleid .
- structuur
- Uit die gegevens kan de structuur van het gebied worden afgeleid .
- trend
- Uit peilingen, meent hij, kun je ten hoogste een trend afleiden .
- type
- Uit deze twee dimensies kunnen de volgende vier typen worden afgeleid .
- veel
- Maar veel kunnen we daar niet uit afleiden .
- vorm
- Kunt u de vorm van de ruimte eruit afleiden ?
- waarde
- De daggemiddelde waarden worden afgeleid uit uurlijkse meetwaarden.
- weinig
- Of tegen een hond praten : dat lucht misschien het baasje op, zeker als niemand anders wil luisteren, maar het dier kan daar meestal weinig uit afleiden .
- berekening
- Zo kan men bijvoorbeeld alle eigenschappen van de grondtoestand van een atoom of molecule afleiden uit de berekening van de elektronendichtheidsfunctie.
- cijfer
- Althans, dat zou je af kunnen leiden uit cijfers die de Amerikaanse centrale bank deze week publiceerde.
- context
- De tachtig procent andere culturen communiceert implicieter: voor die culturen zeggen woorden niet alles, je moet heel veel afleiden uit de context waarin zaken worden gezegd. '
- feit
- Je kunt het afleiden uit het feit dat het nitraatgehalte in het grondwater structureel te hoog is.
- gegeven
- De dikte van het mogelijk gasvoerende gesteente kan worden afgeleid uit de seismische gegevens .
- hoeveelheid
- Ze vergeleken die met de boorkernen van ijs uit Antarctica (waaruit je met redelijke betrouwbaarheid de wereldtemperatuur kunt afleiden uit de hoeveelheid zware waterstof en zware zuurstof in de sneeuwlaagjes van elk jaar).
- informatie
- Dat kon de redactie afleiden uit informatie van verschillende bronnen.
- mate
- Toch houdt de NAM vast aan haar model waarbij aardbevingen worden afgeleid uit de mate waarin de zandsteenlaag inklinkt, de compactie.
- onderzoek
- Wat kan men afleiden uit het onderzoek ?
- resultaat
- Speculeren, olympische zekerheden proberen af te leiden uit eigen resultaten of die van anderen.
- waarneming
- Amerikaanse onderzoekers hebben dit afgeleid uit waarnemingen van Cassini, de satelliet die nu al bijna acht jaar om Saturnus draait (Nature, 14 juni).
iemand of iets trekt een conclusie uit iets- Dat leiden de onderzoekers af uit chemische analyses van het gesteente.
- (meer voorbeelden)
- 2iemand leidt iets af van iets
- begrip
- Niet voor niets is het begrip afgeleid van het Latijnse woord voor angst (terror).
- naam
- De naam Arirang is afgeleid van een bekend Noord-Koreaans liedje.
- product
- Voor papier heb je hout nodig, een natuurlijke grondstof; plastic is een product dat afgeleid wordt van aardolie.
- woord
- Van de Romeinse godin Luna is later het woord ' lunatic ' afgeleid , wat ' gek ' betekent.
- van
- Het woord meso is afgeleid van mesoderm, maar betekent ook midden.
iemand maakt iets of verkrijgt iets op basis van iets anders- Van de Romeinse godin Luna is later het woord ' lunatic ' afgeleid , wat ' gek ' betekent.
- (meer voorbeelden)
vrijwel uitsluitend in het passief - 3iemand leidt iets af naar iets of via iets
- verkeer
- Als blijkt dat door het verkeer een piek in luchtvervuiling dreigt, kun je beslissen om het verkeer af te leiden .”
- water
- Door drainage wordt het uitspoelende water verzameld en afgeleid naar de grachten.
iemand doet iets ergens anders heen, of via een andere route stromen- Door drainage wordt het uitspoelende water verzameld en afgeleid naar de grachten.
- (meer voorbeelden)
meestal in het passief - 4iemand of iets leidt de aandacht e.d. af van iets of iemandiemand of iets doet de aandacht naar iets of iemand anders gaan
- De visuele overdaad leidde de aandacht soms helemaal af van de muziek.
- (meer voorbeelden)
- 5iemand of iets leidt iemand of iets of zichzelf af van iets of naar ietsiemand of iets doet iemand, iets of zichzelf op iets of iemand anders focussen
- In bijna alle gevallen proberen de zakkenrollers het slachtoffer af te leiden .
- (meer voorbeelden)
- 6iemand is afgeleidiemands aandacht is ergens anders
- Er is teveel te zien om lang afgeleid te zijn.
- (meer voorbeelden)
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? Het gaat hier om zogenaamde semantische of logische subjecten bij het hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In Woordcombinaties geven we de zogenaamde semantische of logische objecten bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: onderwerp. Van wie of wat gaat de handeling of werking van het verbum uit? In de relatie 'subject bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische subject bij een hoofdwerkwoord. Vaak valt het semantische subject samen met het grammaticale subject (het subject van de zin), maar dat is zeker niet altijd het geval. In passieve zinnen kan het semantische subject uitgedrukt zijn in een door-bepaling. Ook in andere zinnen met een hulpwerkwoord en een hoofdwerkwoord hoort het semantische subject bij het hoofdwerkwoord. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld door de arts (passieve zin)de kunstenaar werkt in alle rust
vs.
de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken.
De arts is in de passieve zin niet meer het grammaticale subject van de zin. Dat is nu de patiënt bij wordt/zijn. De arts is wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen uitoefent en blijft van dat verbum het zogenaamde logische of semantische subject. De hele door-bepaling door de arts wordt in Nederlandse grammatica’s ook wel het handelend voorwerp genoemd. In de zin de kunstenaar wil in alle rust kunnen werken is de kunstenaar het grammaticale subject bij wil, maar het semantische subject bij werken.
Nederlandse term: lijdend voorwerp. Wie of wat ondergaat de handeling of werking van het verbum? In de relatie 'object bij' is het trefwoord het zogenaamde semantische of logische object bij het hoofdwerkwoord. In passieve zinnen verschijnt dat semantische of logische object als grammaticaal subject (zinssubject) van worden of zijn. Vergelijk:
de arts behandelt de patiënt (object in actieve zin)
vs.
de patiënt wordt/is behandeld (door de arts) (grammaticaal subject in passieve zin)
De patiënt is in de passieve zin wel nog diegene die de handeling van het verbum behandelen ondergaat en blijft het zogenaamde logische of semantische direct object van dat verbum.
Nederlandse term: meewerkend voorwerp, e.d. Wie of wat is als ontvanger, belanghebbende of ondervinder betrokken bij de handeling of werking van het verbum? Er kunnen verschillende types indirect object
onderscheiden worden (zie Indirect object (taaladvies.net)
Deze zijn niet altijd gemakkelijk van elkaar te onderscheiden.
Nederlandse term: voorzetselvoorwerp. Het voorzetselobject of voorzetselvoorwerp is een aanvulling bij een verbum met een vaste prepositie. Adverbiale bepalingen kunnen ook ingeleid worden door een prepositie, maar in bepalingen zijn de preposities variabeler. Vergelijk:
hij wacht op zijn broer (voorzetselobject)
vs.
hij wacht op het perron, in de kamer, bij de ingang (bepaling van plaats)
Zegt iets over het subject of object in combinatie met het verbum. In de Nederlandse grammatica’s onderscheidt men een aantal zinsdelen die iets over het subject of object zeggen, met name het naamwoordelijk deel van het gezegde of predicaatsnomen bij copulae (koppelwerkwoorden) en de bepaling van gesteldheid bij zelfstandige verba. Voorbeelden:
hij is moe (naamwoordelijk deel van het gezegde)
het viel me zwaar (naamwoordelijk deel van het gezegde)
ik vind hem een schat (bepaling van gesteldheid)
hij werkt daar als portier (bepaling van gesteldheid)
Geeft antwoord op vragen als waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee, ….?
Bijwoordelijke bepalingen kunnen in de zin vaak, maar niet altijd weggelaten worden. Vergelijk:
ze leest een boek in bed (weglaatbare of optionele bepaling)
vs.
ze woont in Brussel (niet-weglaatbare of niet-optionele bepaling)
Niet-optionele bepalingen worden ook wel complementen genoemd. Voor subtypes naar betekenis (bv. plaats, richting, …) zie: ANS | 20.10 Bijwoordelijke bepalingen (ivdnt.org). De subtypes worden hier in de regel niet onderscheiden, maar waar dat wel nodig is voor de overzichtelijkheid en het gebruiksgemak, doen we dat wel.
Zinsdelen kunnen niet alleen woorden of woordgroepen zijn, maar ook bijzinnen of beknopte bijzinnen (bijzinnen zonder subject en verbum finitum).
Voorbeelden:
ik accepteer dat het zo is (bijzin)
hij vroeg of we kwamen (bijzin)
ik weet wie het gedaan heeft (bijzin)
hij vroeg ons om te komen (beknopte bijzin)
hij probeerde te vluchten (beknopte bijzin)
Sommige verba worden vaker met (beknopte) bijzinnen gecombineerd dan andere.
Ook substantieven kunnen een (beknopte) bijzin als bepaling hebben:
een kind om te zoenen (beknopte bijzin)
De (beknopte) bijzinnen kunnen verschillende syntactische functies in een zin of zinsdeel vervullen (subject, object, bepaling, enz.). In ik accepteer dat het zo is, bijvoorbeeld, is dat het zo is een objectszin. Voor het maken van combinaties, is de functie hier minder van belang. Belangrijker is de juiste keuze van het inleidende woord (dat, of, om enz. ). Voor het gebruiksgemak geven we in deze rubriek daarom een overzicht per inleidend woord.
Nederlandse term: hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord. Een verbum auxiliare of hulpwerkwoord ‘helpt’ het hoofdwerkwoord in zinnen met meer dan een verbum. Het wordt onder andere gebruikt voor het uitdrukken van tijd, modaliteit (hoe ziet de spreker de verhouding tussen de mededeling en de werkelijkheid?), passief en causaliteit (het doen plaatsvinden van een handeling of werking). Behalve de verba die traditioneel tot de verba auxiliare gerekend worden, zijn er nog andere groepsvormende werkwoorden die een verbinding met het hoofdverbum aangaan, bijvoorbeeld proberen, vallen, beginnen. Zie ANS | 18.5.1.1 Groepsvorming bij werkwoorden (ivdnt.org) Voorbeelden:
verba auxiliare:
ik heb mij vergist (tijd)
hij is gekomen (tijd)
de patiënt is/wordt behandeld door de arts (passief)
je moet dat accepteren (modaliteit)
ik kan dat niet accepteren (modaliteit)
ik laat mijn huis schilderen (causaliteit)
de zon doet de temperatuur stijgen (causaliteit)
andere groepsvormende verba:
hij probeert te komen
dat valt te bezien
het begint te regenen
Alle verba kunnen vervoegd worden en veel verba kunnen gepassiveerd worden. De verba auxiliari van tijd worden getoond als u klikt op ‘vormen’. Hier vermelden we alleen de overige verba auxiliari en groepsvormende verba die opvallend vaak bij bepaalde verba voorkomen, bv. kunnen, moeten + accepteren.
Nederlandse term:
zelfstandig naamwoord
Nederlandse term: voornaamwoord
Nederlandse term: voorzetselgroep
voorbeeld
in + stad kamer …
op + platteland station
Nederlandse term: bijwoord
Nederlandse term: bijvoeglijk naamwoord
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Nederlandse term: achterzetsel of achtergeplaatst voorzetsel: achterzetsel (wat is dat?) | Genootschap Onze Taal | Onze Taal
Determinatoren zijn o.a. lidwoorden (de, het, een) en woorden die een hoeveelheid uitdrukken (veel, wat, enkele). De lidwoorden worden gegeven bij de woordvormen naast het trefwoord. In deze lijst met determinatoren staan de overige determinatoren.
Nederlandse termen: voornaamwoord of telwoord
Nederlandse term: telwoord
woordgroep met een prepositie (voorzetsel) of conjunctie (voegwoord). Een conjunctiegroep is bv. een woordgroep ingeleid door als of zoals in vergelijkingen (werken als een paard, een waarheid als een koe).
Nederlandse termen: voorzetsel of voegwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord, deelwoord of telwoord
Nederlandse termen: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Adjectieven (bijvoeglijke naamwoorden) kunnen ook als bijwoordelijke bepaling bij een werkwoord gebruikt worden. We spreken dan van een [adverbiaal of bijwoordelijk gebruikt adjectief](https://e-ans.ivdnt.org/topics/pid/ans0802lingtopic.
Specificeert het trefwoord nader.
Specificeert het trefwoord nader.
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe
Adpositiegroepen zijn woordgroepen met een prepositie (voorzetsel), postpositie (achterzetsel) of circumpositie (omzetsel):
op de trap (met prepositie/voorzetsel)
de trap op (met postpositie/achterzetsel)
van de trap af (met circumpositie/omzetsel)
Conjunctiegroepen worden ingeleid door een conjunctie (voegwoord). In de voorbeelden met conjunctie als:
werken als een paard
een waarheid als een koe