zuster

substantief

De zusters leiden nu eenmaal een ingehouden leven.

Daarbij waren mijn man en zijn twee andere zusters de erfgenamen.

Ik roep de zuster.

De zusters in het klooster zijn te oud om het gebouw te blijven onderhouden.

Al mijn zusters hebben vrijuit hun mening kunnen geven.

Vandaag wonen er nog negen zusters in het klooster.

Ik nam indertijd ook vreselijk veel werk uit handen van zusters.

Eén van de opties is dat er nieuwe zusters in het klooster trekken.

De zusters uit de film worden dan gewoon de vriendinnen rond haar bed.

De zusters leefden er in eenvoud en soberheid en gaven zich in stilte en gebed volledig over aan God.

Is niet elke vrouw iemands moeder, zuster of dochter?

Zoals je als zuster ook aangezocht wordt om de Heer te dienen of de dokter te helpen.

Ben ik samen met mijn broeders en zusters, dan hebben we het goed, schreef hij.

Maar die vrees, lieve broeders en zusters, is ongegrond.

Clara, de oudere zuster, zien we vooral worstelen met haar gewicht en stilletjes toekijken.

Twee zusters begonnen een naaischool, een derde verzorgde de zieken terwijl de anderen in dienst stonden van de paters.

De Maastrichtse afdeling is nog maar klein: dertien zusters, van wie de helft boven de negentig jaar.

En belt ze veel naar haar zuster Kate in een klein boerendorp buiten Kopenhagen.

De moeder kleedt de baby uit en geeft hem aan een zuster, die hem voor de dokter op de tafel vasthoudt.

Haar zuster Daria is heel anders.

Enige concrete boodschap: ' Broeders en zusters, kom meer naar de mis, zelfs tijdens de week '.

Maar ze weten in tegenstelling tot hun hedendaagse zuster wel precies wat ze willen.

Katholieke zusters en protestantse diaconessen stellen al eeuwenlang hun professionele kennis ter beschikking van de samenleving.

De voogdes sprak erover met de zusters daar.

In die periode zijn er 51 Belgische zusters als missionaris naar Congo vertrokken.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben zuster als subject?

helpen

leven

oprichten

verblijven

verlaten

vertrekken

wonen

object bij

Welke werkwoorden hebben zuster als object?

roepen

bepaling voor "zuster"

adjectief, participium of numerale

bejaard

jong

katholiek

ongetrouwd

oud

overgebleven

bepaling na "zuster"

prepositiegroep of conjunctiegroep

in:

habijt

klooster

tehuis

van:

klooster

tehuis

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met zuster?

broeder

broer

dochter

moeder

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.