glimlachen

werkwoord

Maar zoals eerder gezegd: er zullen altijd wel mensen zijn die bijzonder weinig glimlachen.

Veel meer dan vriendelijk glimlachen deed ze verder niet.

De machinist en de instructeur glimlachen naar elkaar.

Ze blijft glimlachen en kijkt weer naar haar man.

Ik glimlach, trots dat ik hier toevallig het juiste woord heb gebruikt.

Ik kijk mijn zus ontzet aan terwijl ze naar haar zoon glimlacht.

Ze neemt weer een hap en glimlacht verontschuldigend.

Ze zien mij kijken en glimlachen terug.

In de veronderstelling dat ze mij wil complimenteren vraag ik glimlachend om verheldering.

Nora moet glimlachen als ze terugdenkt aan die keer dat een klasgenoot haar thuis kwam helpen met schoolwerk.

Breed glimlachend komt ze het café binnen.

Hij glimlacht zelden; hij houdt zijn kaken wilskrachtig gespannen en zijn lippen op elkaar.

Ik glimlach onhandig en dat maakt het alleen maar erger.

Ze glimlachen en knikken wat ongemakkelijk.

Hij moet er om glimlachen, maar echt begrijpen doet hij het niet.

Zij glimlachte en betoverde het publiek in haar beige-gouden jurk.

Hij glimlacht welwillend, zegt pardon en doet wat de stamgast gevraagd heeft.

Hij glimlacht flauwtjes en zegt 'niet ontevreden over het vertoonde spel' te zijn.

Zo glimlachte ik de hele dag, want er was altijd wel iemand in mijn buurt.

Even zagen we zelfs haar cameraman glimlachen toen een ouder getrouwd koppel over hun eerste huwelijksnacht vertelde.

Hij zet zijn bril af, kijkt de zaal in en glimlacht, wachtend op een spontaan antwoord.

Hij houdt glimlachend een wit briefje omhoog naar Kelly.

Lieuwkje glimlacht wanneer ze vertelt hoe netjes hij eruitzag.

Na twee uur puur genieten wandel je glimlachend naar huis

Ik heb niet eens iemand zien glimlachen die dagen.

subject

Wie of wat (...)?

substantief

man

meisje

mens

vrouw

bepaling

Waar, wanneer, hoe, enz. (...) men?

adverbium

beleefd

breed

flauwtjes

minzaam

tevreden

verlegen

voortdurend

vriendelijk

prepositiegroep

bij:

...

naar:

...

om:

...

tegen:

...

verbum auxiliare of groepsvormend verbum

Welk hulpwerkwoord of groepsvormend werkwoord wordt vaak gebruikt bij glimlachen?

beginnen

blijven

doen

gaan

kunnen

laten

moeten

stoppen

en/of

Welk ander zelfstandig woord wordt vaak gecoördineerd met glimlachen?

schudden

zeggen

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.