baan

substantief

De baan was een paar uur afgesloten voor het verkeer.

Ze heeft een uitkering en zoekt een baan.

Na een tijdje vond hij een baan in de geestelijke gezondheidszorg.

T. heeft een deeltijdse baan in het onderwijs.

Ze heeft met haar universitaire opleiding een goedbetaalde baan.

Met wat geluk mag hij vandaag nog de baan op.

' Ik heb een boeiende baan, hoor.

Zal dit mensen aan een baan helpen?

Dus meende ik dat het idee van de baan was.

Rafael Nadal veegt Federer van de baan

En wat zijn dan je kansen op een goede baan?

Ongeveer zevenhonderd banen dreigen te verdwijnen.

Hij werd overreden door een vrachtwagen toen hij de baan overstak.

Levert een goede baan bij de overheid ook een goed salaris op?

De kans is groter dat de baan aan een man wordt aangeboden.

Ik was in het zwembad mijn baantjes aan het trekken.

Rond half elf betreedt ze de olympische baan te midden van veel in oranje geklede supporters.

Ik heb hem gevraagd of hij me geen baan kon bezorgen als agent.

Ik ken dat baantje goed omdat ik van de streek ben.

Als de aarde de baan van een komeet kruist dan verbranden er veel van die deeltjes in de dampkring.

Hij was bang zijn baan als leraar kwijt te raken.

De oude, stabiele, goed betaalde banen zijn verdwenen.

Die atleten hebben elk een mooie, brede baan waarin ze moeten blijven.

Doordat de maan in een elliptische baan om de aarde draait, varieert de afstand.

De functie betekent vrijwel altijd een fulltime baan.

Betekenissen

subject bij

Welke werkwoorden hebben baan als subject?

bestaan

blijven

dreigen te verdwijnen

erbij komen

geven

komen

liggen

lopen

ontstaan

op de helling staan

(7 meer)

object bij

Welke werkwoorden hebben baan als object?

aanbieden

aanbrengen

aankunnen

aanleggen

aannemen

aanvaarden

accepteren

afpakken

afsluiten

ambiëren

(63 meer)

determinator

substantief

een aantal

een honderdtal

een paar

soort

tienduizenden

tientallen

pronomen of numerale

alle

beide

de meeste

elk

geen

geen enkele

meer

meerdere

minder

veel

(1 meer)

bepaling voor "baan"

adjectief, participium of numerale

aangeboden

administratief

ander

bedreigd

belangrijk

beloofd

bepaald

beschikbaar

bestaand

betaald

(97 meer)

bepaling na "baan"

prepositiegroep of conjunctiegroep

aan:

bovenkant

conservatorium

onderkant

universiteit

wal

als:

ambtenaar

consultant

directeur

docent

journalist

leraar

lerares

manager

medewerker

serveerster

(2 meer)
bij:

afdeling

bank

bedrijf

gemeente

ministerie

overheid

politie

stad

supermarkt

in:

Nederland

bedrijf

bedrijfsleven

bouw

bouwsector

buitenland

detailhandel

fabriek

gezondheidszorg

horeca

(10 meer)
met:

loon

salaris

toekomst

verantwoordelijkheid

om:

Mars

aarde

maan

zon

op:

Schiphol

arbeidsmarkt

hoofdkantoor

niveau

redactie

school

rond:

aarde

zon

van:

aarde

komeet

maan

meter

planeet

schot

tegenstander

voor:

leven

mens

uitzendkracht

werknemer

bijzin ingeleid door

die

waar

waarbij

waarin

waarmee

waarvoor

"baan" in adpositiegroep of conjunctiegroep

prepositie of conjunctie

aan

in

langs

met

naar

naast

op

over

zonder

postpositie

af

op

"baan" in adpositiegroep of conjunctiegroep bij een ander woord

aan een baan helpen

behoud van banen

de kans op een baan

de zoektocht naar een baan

het midden van de baan

van baan naar baan

van baan veranderen

in uitdrukkingen, spreekwoorden, e.d.

baantjes [trekken, zwemmen]

de baan [ruimen, vrijmaken]

in [goede, (de) juiste, veilige] banen leiden

korte baan

op de baan

op de lange baan [belanden, lomen]

op de lange baan schuiven

over de baan kunnen

[ruim baan, vrij baan, (de) vrije baan] geven

[ruim baan, vrij baan, (de) vrije baan] [hebben, krijgen]

(4 meer)

Er zijn (nog) geen patronen opgetekend.

Voor meer informatie over dit woord: klik op Voorbeeldzinnen of Combinatiemogelijkheden.